93. Jong geleerd, oud gedaan
Beste Gerard
Het is mooi je werkervaringen uit je jeugd nog eens door te lopen. Het is ook mooi te zien dat je droom, namelijk een mooie directiekamer, uit is gekomen. Dat je er weinig gebruik van maakt vind ik op zich nog mooier, omdat je tussen je mensen wilt zitten om optimaal te functioneren.Mijn eerste werkervaringen gaan terug naar mijn twaalfde levensjaar of nog eerder. Mijn vader had namelijk een tuin- en landbouwbedrijf en werken is me met de paplepel ingegoten. In april, mei en juni moesten we vaak voor school al helpen om spinazie te maaien, sla of andijvie te oogsten. Het hele gezin deed hieraan mee en rond 8.00 uur ‘s morgens hadden we een aardige vracht gereed voor de veiling. Daarna snel naar school en vaak na school ook bijspringen waar mogelijk.
Zomers was de drukste tijd op het land, dus op vakantie gaan was er niet bij. Ook ik maakte van ieder werk een sport om de snelste te zijn: sneller sla planten, sla steken, sneller aardbeien plukken, sneller aardappels oogsten of tulpen rooien dan de anderen, om zo ervoor te zorgen dat we toch nog redelijk snel klaar waren. Ik vond dat prachtig om te doen en had ook geen behoefte om met vakantie te gaan. Immers we gingen nooit dus miste ik het ook niet. In die tijd was het overigens niet voor iedereen weggelegd om met vakantie te gaan. Een vriend van mij ging ieder jaar met zijn ouders met de caravan naar Spanje voor 3 weken. Ik moest er niet aan denken.
Later ging ik studeren en had ook mijn groot rijbewijs gehaald en kon bij Hoogovens (nu Tata Steel) in de vakantie op de vrachtauto. Ik wist niet wat ik meemaakte. Zeven uur ’s morgens beginnen, was voor mij al uitslapen, maar eerst verplicht koffie drinken. Daarna de vrachtwagen laden en materiaal rondbrengen. Echter om half negen kon je nergens terecht want het was schafttijd, dus weer moest ik wachten. Hier kon ik slecht tegen, want als je dingen snel wilde afhandelen kon dat gewoon niet.
Aan het eind van mijn studie ging ik bij de interne accountantsdienst van Hoogovens werken en ook daar had je diverse ervaren collega’s die een groot deel van de dag heel weinig nuttig werk verrichtten. De organisatie was ook niet in staat om dit tijdig te signaleren en aan te pakken. Ook ik ging mijn eigen weg en deed zoveel ik kon om een nuttige bijdrage te leveren en gelukkig waren er ook positieve collega’s die je wel konden stimuleren.
Toen al ervoer ik dat de grote logge organisaties niet de ondernemingen zouden zijn die voorop liepen om de economie te stimuleren en waar ik goed in zou gedijen. Later werden dit soort ondernemingen steeds weer geconfronteerd met bezuinigingen wat nodig was om concurrerend te blijven. Echter dit had al veel eerder moeten gebeuren en moet in een organisatie vanzelfsprekend zijn. Mijn voornemen was om in kleine gemotiveerde groepen te werken, om elkaar te stimuleren en te verbeteren. Ook elkaar aanspreken op fouten en afrekenen is een belangrijk middel om elkaar scherp te houden.
Wij kiezen er ook voor om jonge studenten in te zetten en te begeleiden en dat werkt echt goed. Jonge mensen zijn flexibel en leergierig en zijn niet beroerd om hard te werken. Ook hier geldt jong geleerd, oud gedaan en wij kunnen hierdoor samen weer verder komen in de maatschappij. En ook wij maken geen gebruik van een mooie directiekamer en zitten daar waar de informatie samenkomt. Pracht en praal is niet aan ons besteed en ook is ons dat op jonge leeftijd bijgebracht. Het was er niet, het is er niet en het gaat er niet komen.
Groet,
Jan Stam
Leave a Reply